Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 23-10-2018

Mutationisme

betekenis & definitie

Stroming in de evolutiebiologie die stelt dat evolutie grotendeels gedreven wordt door mutaties en dat natuurlijke selectie minder belangrijk is

Tegen het eind van de 19e eeuw ontstond het mutationisme als tegenhanger van het selectionisme, de theorie van Charles Darwin die stelde dat evolutie verloopt via natuurlijke selectie werkend op kleine verschillen in fenotypes. Mutationisten beweerden daarentegen dat soorten evolueren door plotselinge grote veranderingen geïnduceerd door het milieu.

In de tijd van Darwin had men nog geen idee over erfelijkheid, daarom kon het verschil van inzicht tussen selectionisten en mutationisten blijven bestaan. In het begin van de 20ste eeuw werden de wetten van Mendel herontdekt, o.a. door de Nederlandse bioloog Hugo de Vries. In zijn experimenten met teunisbloem nam hij waar dat bij kruisingen grote veranderingen in fenotype optraden. De Vries publiceerde zijn “Mutationstheorie” in 1901. Aanvankelijk leken zijn proeven het mutationisme dus te bevestigen, maar later bleek dat de “mutaties” bij teunisbloem veroorzaakt werden door een afwijkend systeem van chromosoomparing en recombinatie.

In het begin van de twintigste eeuw werden de wetten van Mendel geharmoniseerd met de theorie van Darwin, waardoor de zogenaamde “Moderne Synthese” ontstond die het mutationisme en selectionisme met elkaar verzoende.

Een moderne vorm van mutationisme treffen we aan bij de Japanse geneticus Masatoshi Nei, die in een opvallende publicatie uit 2007 zijn “nieuwe mutatietheorie voor de fenotypische evolutie” poneerde. In zijn boek uit 2013, “Mutation-driven Evolution” heeft hij dit verder uitgewerkt. Nei stelt dat vrijwel alle mutaties selectief neutraal zijn en gefixeerd worden via genetische drift, een neutraal proces. Zijn theorie is voorzien van een zeer stevige wiskundige ondergrond maar wordt desondanks niet breed gedeeld.