Familie van genen die coderen voor keratine-eiwitten (“keratin-associated proteins”) die tot expressie komen in allerlei oppervlaktestructuren
Keratine of hoornstof vormt vezels waardoor het weefsel taai en waterafstotend wordt. Keratine is vooral aanwezig in de epidermis (opperhuid), die bestaat uit afgestorven huidcellen die geleidelijk afslijten. Keratine vormt ook het hoofdbestanddeel van haar en nagels. Sommige dieren hebben structuren rijk aan keratine zoals de hoorns van runderen en de baleinen van een walvis. Ook de schubben van reptielen en de veren van vogels zijn van keratine. De verschillende keratine-eiwitten geven een verschillende mate van hardheid aan het materiaal.
De KRTAPs vormen een grote genfamilie met 100-180 genen in een genoom, bij zoogdieren georganiseerd in clusters op vijf verschillende chromosomen. Sommige clusters vertonen een sterke gecoördineerde evolutie (behoud van sequentie over paralogen) en een hoge mate van syntenie (constante genvolgorde). Er worden 30 families van KRTAPs onderscheiden die vallen onder twee hoofdgroepen: keratines met een hoog gehalte van het aminozuur cysteïne en keratines met een hoog gehalte aan glycine en tyrosine. Aquatische zoogdieren (dolfijnen) hebben minder KRTAPs dan terrestrische zoogdieren. Knaagdieren en luiaards hebben de meeste KRTAP-genen.
In elk genoom vindt men ook veel pseudogenen. Bij de mens gaat het om 21 van de in totaal 122 KRTAPs (17%). Dit percentage pseudogenen is echter niet veel hoger dan bij andere zoogdieren en verklaart niet het verlies van lichaamsbeharing bij de mens. De chimpansee heeft 14%, de rhesusmakaak 16% en de hond 13% pseudogenen. Als er een relatie is tussen pseudogenisering van keratinegenen en de naaktheid van de mens dan zit hem dat in specifieke genen, niet in het totale aantal.