Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 15-05-2021

Buitengroep

betekenis & definitie

Taxon of groep van taxa die meegenomen wordt bij het maken van een cladogram en die bij veronderstelling de kenmerken van de voorouder heeft, zodat de op te stellen boom een “wortel” krijgt

In de cladistiek wordt een stamboom of cladogram gemaakt. Zo’n boom kan geworteld of ongeworteld zijn. Bij een gewortelde boom is het voor elk kenmerk duidelijk wat de plesiomorfe toestand is. Bij een ongewortelde boom is dat niet zo.

Stel dat je een cladogram wilt maken van de apen van de Oude Wereld (inclusief de mensapen). Eén van de kenmerken is de staart. Mensapen hebben geen staart. De vraag is: is de afwezigheid van een staart een apomorf (afgeleid) of een plesiomorf (voorouderlijk) kenmerk? In het eerste geval had de voorouder een staart en is die bij de mensapen verloren gegaan. In het tweede geval had de voorouder geen staart en hebben de apen van de Oude Wereld een staart ontwikkeld. Om hier uit te komen neem je een buitengroep, bijvoorbeeld de apen van de Nieuwe Wereld of de halfapen. Die hebben allemaal een staart. Daarmee krijgt het cladogram van de apen van de Oude Wereld een wortel: je begint met een staart; de toestand zonder staart is een latere ontwikkeling.

De groep die bij veronderstelling de situatie van de voorouder representeert heet de buitengroep (Engels: "outgroup"). De rest van de taxa in het cladogram heten bij elkaar de binnengroep (Engels: "ingroup"). Voor stambomen van de mens neemt men de chimpansee als buitengroep.

Uiteraard is het niet zeker dat een buitengroep precies dezelfde kenmerken heeft als de voorouder. Dat is een veronderstelling. Om de onzekerheid te verminderen neemt men vaak meerdere taxa als buitengroep, voor de mens bijvoorbeeld chimpansee én gorilla.