Uitgepierd - wielerslang voor ‘helemaal uitgeput; aan het eind van zijn krachten’. Talrijke synoniemen: uitgepoept, uitgescheten enz.; → uitwonen.
‘Ik ben helemaal uitgepierd. Ik heb er geen verklaring voor,’ zegt hij na een lange stilte. Nieuwe Revu, 12-07-90
Kwam naar voren - Kummer was onderhand uitgepierd - en twee bochten voor het einde kwam ik al onder John door, want ik wist niet hoe ver het nog was naar de meet. Vrij Nederland, 08-06-91