Stuud(je);stuut - iemand die voortdurend met zijn neus in de boeken zit; leerling die op overdreven wijze uit is op goede cijfers; studiebol. Minachtend jeugdslang.
Als de groepsnorm bijvoorbeeld voorschrijft dat je op school geen donder uitvoert, worden vaak de leerlingen gepakt die wel studeren. ‘Stuudjes’ worden die dan genoemd. Elsevier, 31-10-87
Ik heb eens een spreekbeurt gehouden over hoe het eigenlijk is om een ‘stuud’ te zijn. Club, maart 1988
Geen scheldwoord zo dodelijk als ‘stuut’, studiehoofd. Elsevier, 16-11-91
En het gymnasium lijkt meer dan ooit de broze vrijplaats van wat tegenwoordig die ‘vieze stuud’ wordt genoemd. de Volkskrant, 14-12-91
De Marokkaanse Karima is ‘een stuud’ en ze zit op een ‘jodenschool’. de Volkskrant, 15-05-98