Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 20-06-2017

Stuk(je)

betekenis & definitie

Stuk(je) - cliché voor ‘hoeveelheid’: een stukje warmte; een stukje ondersteuning; een stukje invulling enz. Sinds het midden van de jaren tachtig in gebruik.

Ja, dat is het verschil... voor mij zitten er allerlei handvatten aan, en dat geeft toch een sterk stuk herkenning. jan Kuitenbrouwer: Turbotaal. Van socio-babble tot yuppie-speak, 1987

Stuk. Door de vele (Kamer)stukken die zij tot zich moeten nemen beïnvloed woordgebruik, in de zin van ‘De regeringspartijen hebben een stuk water in de wijn gedaan’, ‘De minister heeft een stuk bewogenheid op tafel gelegd’, dit alles in het kader van ‘een stuk duidelijkheid(!) naar de burger toe’. Albert Hofstede: Parlementaal. Een verwarrend woordenboekje, 1991

Stukje. Ooit een modeterm uit de softe sector, nu vast onderdeel van het managersjargon. Betekenis zweeft tussen ‘beetje’ en helemaal niets. ‘Ik probeer toch een stukje begeleiding, een stukje enthousiasmering te brengen.’ Pieter Kort: Bisnisbabbel, 1996