Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 13-06-2017

Housen

betekenis & definitie

Housen - (Eng. to house + -n), dansen op house(muziek).

Zonder camera durf ik niet zo maar op iemand af te stappen, die ik boeiend of intrigerend vind. Maar nu kan ik me in werelden bewegen waar ik heel benieuwd naar ben, en waar ik normaal nier zou komen. Zo ga ik deze week twee dagen ‘housen’ voor muziekkrant Oor. Het Parool, 19-11-88

Als ik in een disco vreselijk sta te housen, staat er de volgende week in een blad dat Gordon zich heeft misdragen in een discotheek. Nieuwe Revu, 19-12-91

‘Maar wat moet je,’ zegt hij, ‘je kunt toch niet zonder drugs gaan housen, het is juist zo lekker om helemaal te gek te gaan.’ Elsevier, 28-03-92

De massa is daar al lang toe overgegaan, housend en headbangend. Oor, 13-01-94

Heftig housen in de disco of ‘poolen’ op het biljart van Café Het Moddermannetje. de Volkskrant, 11-03-94

In het pierenbadje staan een paar honderd kinderen in hun zwempak te housen. Nieuwe Revu, 23-10-96

Sam gaat bij vlagen twee keer in de week housen, de hele nacht en de hele ochtend. Opzij, februari 1997