Harken - (Fr. arquer ‘langzaam vorderen’; of ‘rijden als een hark’?), als wielrennersterm: krampachtig fietsen; moeizaam vooruitkomen. Dit woord werd in de jaren tachtig populair gemaakt door Gerrie Knetemann.
Pollentier zat op kop te harken en te stieren. Gijs Zandbergen: Alleen op kop, 1980
Het stak de andere Nederlandse ploegleiders al verschrikkelijk dat ik op basis van Andersons goeie klassering tijdens de Tireno helemaal vooraan in de volgerskaravaan reed, terwijl zij ergens achterin zaten te harken. Nieuwe Revu, 41-04-88