Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Jan en alleman

betekenis & definitie

‘Het znw. alleman, eene koppeling van alle man, wil eigenlijk zeggen: iedereen, een iegelijk. Het veelvuldig gebruik van alleman, ook in den 2den naamval (allemansgading, allemansvriend, allemansgek), in de volksspraak, gaf aanleiding tot de schertsende bijvoeging van Heer of van Henneken of Jan (als meest genomen voornaam), waardoor dan het woord bij wijze van eigennaam gebezigd werd, om alle menschen als een enkelen persoon te verbeelden.

Het eerste vond zijn voorbeeld in het oudere heromnes, heeromnes (evenzoo van lat. omnes gevormd), dat in de Middeleeuwen en in de 17de eeuw veel voorkomt. De meest gewone bijvoeging was evenwel Jan, waarbij dan alleman, als eigennaam opgevat, veelal met kapitale letter wordt geschreven: Jan Alleman, iedereen. Uit misverstand begon men later de beide deelen te scheiden door de invoeging van en, en zoo ontstond de thans uitsluitend gebruikelijke zegswijze Jan en alleman’. Zie hiervoor het Ndl. Wdb. II, 168-171; VIII, 183 en vgl. Henneken alleman in Marnix, Byenc. (ed. 1569), 208; nd. Hannke un alle Mann; Jak en Toon (16de eeuw), thans Jantje en Toontje; Jan en heel de wereld (in W. Leev. IV, 144); Jan Paoteren Maoter (Goeree en Overflakkee en het Zuidnederl. God en alleman; Hanneken en Lisken (Antw. Idiot 497; 1745) naast Jan en alleman; in 't eng. every man jack; fr. monsieur tout le monde.