Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

In de bus blazen

betekenis & definitie

D.w.z. zich geldelijke offers moeten getroosten, geld geven, opdokken; volgens Weiland, ‘hetzij als eene opgelegde boete, hetzij als eene vrijwillige uitgaaf’; in de 17de eeuw in de beurs blazen (bij Six v.

Chandelier, 627); in de beurs kakken (zie Ndl. Wdb. VII, 900) naast in de bus blazen, o.a. bij Van Effen, Spect. IV, 198 en Sewel, 152: In de bus blaazen (geld opdokken), tocontribute, toclub; Halma, 98: In de bus blaazen, geld opbrengen, cracher au bassin. In het Zaansch in den buul blazen (Boekenoogen, 124); in 't Geld. klinken op de bussen; fri.: yn 'e buse blieze, veel geld uitgeven; Nest. 32: Tijden, waarin het er aan zat en hij eens ferm in de bus blies. In Zuid-Nederland (Schuerm. Bijv. 287): in zijne beurs gaan schieten, betalen, zijn hemde eenen knoop geven (De Bo, 420) naast de bus blazen (in Antw. Idiot. 315), er slecht afkomen. Opmerkelijk is het, dat bij Tappius (anno 1545) reeds voorkomt in die Büchse blasen in den zin van boete betalen, tegen zijn zin geld geven, zoodat ook bij ons in de bus blazen wel de oudste vorm der spreekwijze zijn zal, en de andere uitdrukkingen als variaties hiervan moeten worden beschouwd. Hiernaast einem in die Tasche blasen, ihn seines geldes u.s.w. berauben (uitTheatrum diabolorum, Frankf. 1575).

In het Fransch zegt men cracher au bassin (ou le bassinet). Eene afdoende verklaring is nog niet gegeven. Vgl. Noord en Zuid XIX, 29; Mnl. Wdb. 1,1479 en Ndl. Wdb. III, 1924, waar voor den oorsprong gedacht wordt aan de middelnederlandsche sotternie van den Buskenblaser, waar een man voor veel geld in een bus met zwart poeder blaast, in de hoop daardoor verjongd te worden.