Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Een man een man, een woord een woord

betekenis & definitie

D.w.z. een eerlijk man houdt zijn woord; eig. zoo waarlijk als een man in den besten zin van het woord een man is van eer, zoo is ook zijn woord te vertrouwen.

Een zeker reeds zeer oude uitdr., die moet dateeren uit den tijd, dat alle vormlooze contracten bindend waren. Volgens Harreb. II, 56 staat zij opgeteekend bij Gruterus II, 140; Witsen 114; Tuinman I, 251, die haar aldus verklaart: ‘dit zegt men van die getrouw zyn in hunne beloften te houden; men moet een eerlyk man op zyn woord mogen geloven, en dat moet zyn zegel zyn’. Zie nog Hooft, Brieven, 402; 498: Aan zijner E. meêgaan naa de Wijk slaa ik geen' twijfel: gemerkt een man, gelyk men zeidt, niet beeter dan zijn woordt is; Gew. Weeuw. III, 67: Nu moet je 't doen, een man een man, een woord een woord, 't is gezeid. Ook in het fri.: in man in man in wird in wird; Waasch Idiot. 750: één man, één woord; hd. ein Mann, ein Wort, ein Wort, ein Mann; zie Grimm VI, 1564; Wander III, 394; Graf und Dietherr, Deutsche Rechtssprichw. 227 en 230: ‘Nach deutschem Rechte verbinden alle Verträge ohne Rücksicht auf eine besondere Form, wenn nur die gegenseitige Uebereinstimmung des Willens auszer Zweifel steht’, en vgl. hd. Manneswort, het mnl. manwaerheif, eer, mansgeloofwaardigheid en mantrouwe, woord van eer, waarbij men in de middeleeuwen gewoon was iets te beloven; vgl. fr. un honnête homme n'a que sa parole; eng. an honest man is as good as his word.