NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Lamoot, jan (1)

betekenis & definitie

LAMOOT(Jan) (1), Lamot, Lamootius, Lamotius, Lamott, Lamotte, De la Motte,Dela Moodt, Leamote, is volgens een bericht: te Yperen, volgens een ander: te Reyninghelst geboren, uit het huwelijk van Gheleyn Lamoot enVincence Melneyts. Zijn ouders zullen eenvoudige lieden zijn geweest, want hun zoon begon met wever te worden. Tegen 1550 schijnt hij overgegaan te zijn tot de zijde der Hervorming. In verband daarmee zag hij zich vermoedelijk in 1554 of 1555 genoopt de wijk te nemen naar Engeland, waar hij den kost verdiende met knoopenmaken en in de vluchtelingenkerk der Nederduitschers te Londen opname vond. 1562 was hij daarbij diaken; kort daarop ouderling. In die kwaliteit werd hij toen spoedig nauw betrokken bij den twist over het al of niet geoorloofde van het nemen van getuigen bij den Doop, die eenige jaren die gemeente in beroering heeft gebracht, en waarbij door hem die geoorloofdheid met kracht werd verdedigd. Toen in den zomer van 1566, in verband met het smeekschrift der edelen, de toestand in het vaderland iets beter werd, keerde hij naar Vlaanderen terug. 20 Sept. teekende hij de overeenkomst met den magistraat te Yperen, waarbij den Gereformeerden daar zekere vrijheden werden toegestaan. Omstreeks denzelfden tijd beroepen naar St. Winoxbergen, bleef hij daar - toen de Graaf van Egmond de aangevraagde autorisatie voor de openbare preek weigerde - maar 14 dagen, gedurende welken tijd hij logeerde bij Mahieu de Meyninck. Omstreeks dienzelfden tijd was hij vermoedelijk ook gemengd in hetgeen samenhing met de bekende preek op het kerkhof te Boeschepe. Hetgeen hem in de eerstvolgende jaren wedervoer schijnt onbekend. 1569 vinden we hem echter weer te Londen, nadat hij 21 Mei van dat jaar getroffen was (14 Mei overkwam hetzelfde zijne ouders) door het vonnis van eeuwige verbanning met verbeurdverklaring van goederen. Weldra was hij er ook weer kerkeraadslid. Lang

is hij dat toen echter niet gebleven; in verband met den strijd over het goed recht der beeldstormerij, waardoor de gemeente in die jaren geteisterd werd, zag hij zich reeds 1570 met al degenen die evenals hij dat recht bestreden, eruit gezet. De teleurstelling daarover zal er wel niet vreemd aan geweest zijn, dat de acta der volgende jaren hem herhaaldelijk doen zien in oppositie tegen allerlei maatregelen van het consistorie, o.a. ook tegen de vervanging van den psalmbundel van Utenhove door dien van Dathenus. Nadat hij in 1570 was aangewezen voor het houden van propositiën, als destijds met het oog op voorziening in den predikantennood, bij wijze van opleiding gebruikelijk waren; en er reeds in 1572 - echter voorbijgaand - sprake van was geweest dat hij in Dordrecht hulp zou gaan verleenen, werd hij 21 Nov. 1574 te IJselmonde beroepen tegen een traktement van 31 ponden vlaamsch perjaar. Tenzij een bericht, dat Jan Lamoot21 Mrt. 1575 onder de kerkeraadsleden der nederduitsche vluchtelingenkerk te Colchester noemt (J.H. Hessels, Eccl. Lond.-Bat. Arch. III (Cantabr. 1897) no. 327), op hem ziet, zal hij toen wel aan dat beroep terstond gevolg gegeven hebben; in allen gevalle treffen we hem 29 Juni 1576 te IJselmonde aan. Twec jaar later vertrok hij echter weer vandaar, en dat naar Kortrijk, waar hij 23 Sept. 1578 reeds een poos werkzaam schijnt te zijn geweest. Over dit vertrek is vrijwat te doen geweest, omdat het plaats had gehad op onordelijke wijze, nl. zonder verlof der classis. Toen niettegenstaande een schrijven der kerk van IJselmonde Lamoot weigerde terug te keeren, en zich beriep op de eerstvolgende nationale synode, kwam de kwestie zelfs ter sprake op de kerkvergadering van 1581 te Middelburg. Doordat hij 16 Mei van dat jaar in een schrijven van Brugge uit, aan welke stad Kortrijk hem toen een tijd schijnt te hebben geleend, zijn schuld betuigde, nam ze echter daar toen een einde. In 1585 preekte Lamoot nog eenigen tijd te Oostende. Waarschijnlijk is hij vóór 1592 gestorven. Juni 1561 had hij drie kinderen.

Hij was een zwager van den londenschen predikant Gotfridus Wingius, doordat 28 Aug. 1571 zijn zuster Cathelijne met dezen in het huwelijk trad. Na Wingius' dood hertrouwde ze achtereenvolgens 21 Nov. 1592 met Goosen Verbeke ‘wt Sticht van Aken’, 29 Nov. 1614 met Pieter Tierentijn van Eugene, en Oct. 1618 met Daniel Robbert van Steenwerck. Een zekere Franchoys Lamoot van Reyninghelst - vermoedelijk dezelfde die, van beroep geweermaker, tusschen 1581 en 1601 te Colchester woonde en in laatstgenoemd jaar daar moeite kreeg met de ‘Informers’ -17 Sept. 1594 te Londen gehuwd met Elizabeth of Neesken van Auweghem van Gent, weduwe van Jaspar Boddens, en vóór 6 Nov. 1604 gestorven, omdat voormelde Neesken toen hertrouwde met Francoys Cogghe, zal allicht een verwant van hem zijn geweest. Wellicht is dat ook het geval met Philippusdela Motte. Deze, afkomstig van Doornik, te Genève als student ingeschreven op 16 Juni 1581, 1583 geëxamineerd op de synode te Gent, eerst een tijd werkzaam te Doornik, daarna - in 1585 - bij de waalsche kerk te Oostende, vIuchtte in verband met een bevel tot in hechtenisneming, dat tegen hem was uitgevaardigd, in 1586 naar Frankrijk en vandaar via St. Malo en Guernsey naar Southampton, waar hij nog tenzelfden jare predikant werd. In het huwelijk getreden met de van daar afkomstige Judith des Maistres, heeft hij daar toen gestaan tot zijn dood, 6 Mei 1617; nadat hij echter reeds van 1604, wegens ziekte, niet zelf zijn werk had kunnen doen. Van een in 1598 opgekomen plan, dat hij de kerk van Aken zou gaan dienen, kwam dus niets; evenmin als van het andere dat hem in 1601 voor Delft bestemde. Hij wordt in het begraafregister van Southampton geroemd als een man ‘de fameuse mémoire’.

Zie: E.de Coussemaker, Troubles religieux du XVIe siècle dans la Flandre Maritime (1876-1884) I, 56, 57, 257, 341; III, 57; J.H. Hessels, Eccl. Lond. Bat. Arch. III (Cantabr. 1897) no. 310, 1489, 1490, 1508, 4341; Werken der Marnixvereeniging S. I, D. I passim, S. II D. III, 368, 473 v.v.; S. III D. III, 58; H. Q. Janssen, De Kerkhervorming in Vlaanderen I (Arnhem 1868) 121,122, 275, 276, 342; de Schickler, Les églises du refuge en Angleterre I (Parijs 1892) 331,423; Livre Synodal des églises Wallonnes I ('s Grav. 1896) register in voce Philippe de la Motte; W.J.C. Moens, The Dutch Church Registers London (Lymyngton 1884) op de genoemde data; H.Q. Janssen, Catalogus van het OudSynodaal Archief der Nederlandsch Hervormde kerk ('s Grav. 1878) no. 7,1; A.A. van Schelven, De Nederduitsche Vluchtelingen kerken der 16e eeuw ('s Grav. 1908) bijlagen passim; Publications ofthe Huguenot Society Vol. X lijst 33.

van Schelven

< >