LAMOOT (Jan of Johan) (2), Lamotius, Lamot, Motte, was waarschijnlijk een zoon van den voorgaande; wellicht het kind, van wien 1576 vermeld wordt dat het te Londen op school was bij Mr. Christiaen de Ricke. 1582 en 1583 was hij, als alumnus van de nederduitsche vluchtelingenkerk dier stad, op de hoogeschool te Gent, en wekte reeds toen groote verwachtingen. Woonde hij toen in bij Mr Ghyselbrecht Volckaert en diens vrouw Cateline van Ceulen, tijdens het beleg van Gent in 1584 was hij de contubernaal van den bekenden geschiedschrijver Willem Baudart, dien hij in 1595 te Kampen ook in het huwelijk bevestigd heeft met Barbara Martens. 3 Juli 1588 liet hij zich als student inschrijven te Heidelberg. 1 Apr. 1591 vertrok hij weer van daar, na 15 Nov. van het vorige jaar aan den kerkeraad van Londen de theses te hebben opgedragen, met welker verdediging hij zijn studiën afsloot. 1592 reisde hij via Londen naar Giessen-Nieuwkerk; bij wijze van leening door den kerkeraad, die zijn opleiding had bekostigd, aan de kerk daar ter plaatse als predikant afgestaan. Veel lokte die plaats hem niet aan. Een pastorie was er niet, zoodat hij te Gorinchem moest wonen en zijn moeder niet bij hem kon wezen. 't Was er ook niet heel veilig voor spaansche invallen van uit het Zuiden. En (wat hij aan den kerkeraad er niet bijschreef, maar wat later uitkwam) zijn meisje - een dochter van den bekenden predikant Cornelis van Hille, met wie hij Sept. 1592 in 't huwelijk trad, - woonde te Rotterdam. Hij voelde veel meer voor IJselmonde, dat hem ook beroepen had. Maar toch ging hij ten slotte naar Giessen-Nieuwkerk en stond ervan Aug. 1592-1593. Vervolgens dien de hij van 1593-1595 's Gravezande. Daarna werd hij predikant te Kampen. 16 Mei 1595 droeg men hem op daar een waalsche kerk te institueeren en in twee talen te preeken. Nadat in 1598 de vluchtelingenkerk te Colchester een vergeefsche poging had gedaan hem aan zich te verbinden, bracht 6 April 1604 de haagsche gemeente een beroep op hem uit. 22 Sept. werd hij bij haar bevestigd met opdracht in de hollandsche en waalsche kerk te preeken. Van 1610 of 1611 tot zijn dood op 9 Oct. 1627 stond hij nog alleen in de hollandsche. Lamoot was een zeer begaafd man. Wat zijn denkbeelden in den arminiaanschen strijd betreft: hij noemde zich contraremonstrant, maar had daarbij toch geen bezwaar zich te onderwerpen aan de Statenresoluties tot onderlinge verdraagzaamheid. In het kerkelijk leven van zijn tijd was hij niet ongezien; zoo was hij in 1618 secundus-afgevaardigde van de Zuid-Hollandsche Synode naar de bekende dordtsche kerkvergadering en werd in 1620 met Henricus Arnoldi aangewezen om de bezwaren der kerken tegen de geschiedbeschrijving van Emanuel van Meteren bekend te maken. Bij de terechtstelling van Oldenbarnevelt was hij het die den advocaat naar het schavot begeleidde. Eindelijk trad hij op als schrijver en vertaler van verschillende werken, n.l.: als schrijver van Een verkloringhe op de klaechliederen Jeremiae ('s Grav. 1623) en Pathmos ofte een uytlegginghe op de openbaringhe Johannis; en als vertaler van: Goede tijdinghe uyt Canaan vol hemelsche vertroostinghe voor alle die in lichaem ofte ziele ghequell zijn ... Door Willem Couper dien. d. godd. woords ende b. van Gollowayin de eng. sprake beschreven (Delft 1618); Een spieghel der barmhertigheydt ofte de bekeeringhe des overdadighen soons... Door W. Couper (Delft 1618); De eerste Prophecye vervat in 't 4e, 5e, 6een7e capittelen ... Door Mr. Willem Couper inde schotsche spraecke beschreven (Delft 1621); De verborghentheyt van selfs-bedrieghlickheydt: ofte een tractaet ende ontdeckinghe van de bedrieghlickheyd van 's menschen herte. Beschreven in de engh. spraecke door Daniel Dyke, bed. des godd. Woords; Michaël ende de Draecke: ofte Christus getempteert, ende de Sathan overwonnen... door Daniel Dycke ... indeengelschespraecke (Amst. 1626; PamfletKnuttel no. 3722); De Acta ... des Nationalen Synodi... totüordrecht, Anno 1618 ende 1619 (Dordrecht 1621); De geestelicke wapenen, waermede een christen gerustetzijnde, staende kan blijven in den boosen dagh... Beschreven door Paulus Baine, in sjn leven prediker ...in S. Andries in Cambridge ('s Grav. 1624); N. Bifield, Formulier der gesonde woorden (Amst. 1657); terwijl ik ook nog vermeld vond W. Couper, Opera Omnia, uit het Engelsch door J. Lamotius, verbetert door Gulielmus Hatzfeld (Amst. 1650).
Godefridus Lamotius Hagiensis, die - toen 22 jaaroud -17 Mei 1639 als theologisch student te Leiden werd ingeschreven, nog in 't zelfde jaar in de classe Leiden praeparatoir werd geëxamineerd, en later predikant is geweest, achtereenvolgens te Zaandam West (1641-1645), Edam (1645-1647), Rotterdam (1647-1656) en 's Gravenhage (1656 tot zijn dood, 16 Dec. 1674), zal wel zijn zoon zijn geweest. Hij publiceerde Afscheyd-predikatie, gedaen ... totSardam opzijn vertrek naar Edam, den 16 van Hoymaand 1645 (Amst. 1648). Een tijdlang was hij ordinaris gedeputeerde van de particuliere synode van Zuid-Holland. Zijn overgang van Rotterdam naar den Haag had plaats mede naar aanleiding van een eigenhandig schrijven van de Douairière Prinses van Oranje, om bij zijn kerkeraad erop aan te dringen dat men hem zou laten vertrekken.
Zie: H.C. Rogge, Beschrijvende Catalogus der Pamflettenverzameling van de boekenjderRemonstrantschekerkteAmsterdam St. II Afd. I (Amst. 1865) 148, 149; dez., Brieven ... van Joh. Wtenbogaert II: 1, (Utrecht 1869) 189; II: 2 (Utr. 1871) 343; Bulletin de la Commission de l'hist. des églises Wallonnes S. II T. II (1899) 337, 338; T. III,51;J.H.Hessels, Ecclesiae Londino-Batavae Archivum II, 755; III reg ister i nvoce;Rei tsma en van Veen, Acta III, 316, 424;
W.P.C. Knuttel, Acta der Zuid- Hollandsche Synoden I ('s Grav. 1908)4,48,75, 102, 136, 166, 285; II en III reg. in voce Godefridus Lamotius; P.J. Wyminga, Festus Hommius (Leiden 1899) 228, 229, 306; Livre Synodal des églises Wallonnes I ('s Grav. 1896) register in voce; Paul Fredericq, L'enseignement public des Calvinistes a Gand in Travaux du cours pratique d'histoire nationale 1er fascicule (Gand-la Haye 1883) 98, 99 cf. Kroniek Hist. Gen. 1849, 225-249; Bijdr. en Meded. Hist. Gen. XII (1889) 182 vv.; Navorscher IX (1859) 79; Kerkhistorisch Archief1838, 528, 529; 1852,347, 353; Jac. Trigland, Kerckelijcke Geschiedenissen (Leiden 1650) 884; K.J.R. van Harderwijk, Naamlijst... der predikanten... te Rotterdam (Rotterd. 1850) 35; NieuwkerkelijkHandboek, 1890, Suppl. 29.
van Schelven