wedden - regelmatig werkwoord
uitspraak: wed-den
1. afspraken dat je de ander iets geeft als hij gelijk heeft, en andersom
♢ ik heb met hem gewed dat Ajax zou winnen
1. ik wil wedden dat ....
[ik weet zeker dat ....]
Regelmatig werkwoord: wed-den
ik wed
jij/u wedt
hij/zij wedt
wij/zij/jullie wedden
ik/jij/u/hij/zij wedde
wij/zij/jullie wedden
hij heeft gewed
Gepubliceerd op 14-11-2017
wedden
betekenis & definitie