waggelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: wag-ge-len
1. heen en weer of op en neer gaan
♢ de eend waggelde naar de vijver
Regelmatig werkwoord: wag-ge-len
ik waggel
jij/u waggelt
hij/zij waggelt
wij/zij/jullie waggelen
ik/jij/u/hij/zij waggelde
wij/zij/jullie waggelden
hij heeft gewaggeld
waggelend, waggelende
Synoniemen
schommelen, wiegen
Gepubliceerd op 14-11-2017
waggelen
betekenis & definitie