wacht - zelfstandig naamwoord
1. het wakker blijven om toezicht te houden
♢ wie heeft de wacht vannacht?
1. op wacht staan
[ergens staan om toezicht te houden]
2. de wacht houden
[waken]
2. persoon of groep personen die toezicht houdt of helpt
♢ de wegenwacht repareerde de kapotte auto
1. hem de wacht aanzeggen
[voor de laatste keer waarschuwen]
2. iets in de wacht slepen
[het te pakken krijgen of verdienen]
Algemene uitdrukkingen:
1. iemand de wacht aanzeggen
[hem waarschuwen]
2. iets in de wacht slepen
[veroveren]
3. in de wacht staan
[op je beurt wachten]
Zelfstandig naamwoord: wacht
de wacht
de wachten
Gepubliceerd op 14-11-2017
wacht
betekenis & definitie
Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Klik hier en word vriend van Ensie.