vrijmaken

betekenis & definitie

vrijmaken - regelmatig werkwoord
uitspraak: vrij-ma-ken

1. ervoor zorgen dat iemand vrij raakt (van iets)
♢ ik heb Wilhelm vrijgemaakt van de takken van de braamstruik
1. ik zal me vrijmaken
[mijn eigen bezigheden verruilen voor iets anders]

Regelmatig werkwoord: vrij-ma-ken
ik maak vrij (... ik vrijmaak)
jij/u maakt vrij (... jij vrijmaakt)
hij/zij maakt vrij (... hij vrijmaakt)
wij/zij/jullie maken vrij (... wij vrijmaken)
ik/jij/u/hij/zij maakte vrij (... ik vrijmaakte)
wij/zij/jullie maakten vrij (... wij vrijmaakten)
hij heeft vrijgemaakt
de/het/een vrijgemaakte ....
vrijmakend, vrijmakende