Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

uitvallen

betekenis & definitie

uitvallen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: uit-val-len

1. plotseling en heftig tegen iemand praten
toen dat gebeurde, is zij wel tegen hem uitgevallen
2. loslaten of afvallen
♢ die hond is in de rui, zijn haren vallen uit
3. niet meer door kunnen gaan
♢ in de laatste fase van de wedstrijd is Edward uitgevallen
4. een bepaald resultaat hebben
♢ de grap viel anders uit dan we verwachtten
1. dat is goed uitgevallen
[goed gelukt]

Onregelmatig werkwoord: uit-val-len
ik val uit (... ik uitval)
jij/u valt uit (... jij uitvalt)
hij/zij valt uit (... hij uitvalt)
wij/zij/jullie vallen uit (... wij uitvallen)
ik/jij/u/hij/zij viel uit (... ik uitviel)
wij/zij/jullie vielen uit (... wij uitvielen)
hij is uitgevallen
de/het/een uitgevallen ....
uitvallend, uitvallende