uitspoken - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-spo-ken
1. doen wat niet mag
♢ wat heeft die stoute jongen nu weer uitgespookt?
Regelmatig werkwoord: uit-spo-ken
ik spook uit (... ik uitspook)
jij/u spookt uit (... jij uitspookt)
hij/zij spookt uit (... hij uitspookt)
wij/zij/jullie spoken uit (... wij uitspoken)
ik/jij/u/hij/zij spookte uit (... ik uitspookte)
wij/zij/jullie spookten uit (... wij uitspookten)
hij heeft uitgespookt
de/het/een uitgespookte ....
uitspokend, uitspokende
Synoniemen
uithalen, uitvreten
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk