Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

uitrusten

betekenis & definitie

uitrusten - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-rus-ten

1. niets doen of leuke dingen doen tot je niet meer moe bent
♢ tijdens de vakantie konden we lekker uitrusten
2. zorgen dat iemand heeft wat nodig is
♢ hij was uitgerust met nieuwe wandelspullen

Regelmatig werkwoord: uit-rus-ten
ik rust uit (... ik uitrust)
jij/u rust uit (... jij uitrust)
hij/zij rust uit (... hij uitrust)
wij/zij/jullie rusten uit (... wij uitrusten)
ik/jij/u/hij/zij rustte uit (... ik uitrustte)
wij/zij/jullie rustten uit (... wij uitrustten)
hij heeft uitgerust
de/het/een uitgeruste ....
uitrustend, uitrustende

Synoniemen
rusten, uitblazen