uitrekenen - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-re-ke-nen
1. iets aan de weet komen door te rekenen
♢ kun je uitrekenen hoeveel je van me krijgt?
Regelmatig werkwoord: uit-re-ke-nen
ik reken uit (... ik uitreken)
jij/u rekent uit (... jij uitrekent)
hij/zij rekent uit (... hij uitrekent)
wij/zij/jullie rekenen uit (... wij uitrekenen)
ik/jij/u/hij/zij rekende uit (... ik uitrekende)
wij/zij/jullie rekenden uit (... wij uitrekenden)
hij heeft uitgerekend
de/het/een uitgerekende ....
uitrekenend, uitrekenende
Synoniemen
becijferen, berekenen
Gepubliceerd op 14-11-2017
uitrekenen
betekenis & definitie