Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

uithalen

betekenis & definitie

uithalen - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-ha-len

1. doen wat niet mag
♢ wat heb jij uitgehaald, stoute jongen?
1. kattenkwaad uithalen
[doen wat niet mag]
2. plotseling slaan of schoppen
♢ hij haalde flink naar mij uit
1. ze haalde flink naar hem uit
[ging erg tekeer, zei lelijke dingen]
3. door trekken terugbrengen tot één lange draad
♢ ga je deze trui weer uithalen?

Regelmatig werkwoord: uit-ha-len
ik haal uit (... ik uithaal)
jij/u haalt uit (... jij uithaalt)
hij/zij haalt uit (... hij uithaalt)
wij/zij/jullie halen uit (... wij uithalen)
ik/jij/u/hij/zij haalde uit (... ik uithaalde)
wij/zij/jullie haalden uit (... wij uithaalden)
hij heeft uitgehaald
de/het/een uitgehaalde ....

Synoniemen
uitspoken, uittrekken, uitvreten