Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

toga

betekenis & definitie

toga - zelfstandig naamwoord
uitspraak: to-ga

1. witwollen bovenkledingstuk van een Romeinse burger
♢ in deze film lopen Romeinen in toga's rond
2. soort jurk die gedragen wordt door rechters, advocaten, predikanten en professoren
♢ de predikant droeg een toga
3. lang, donkergekleurd kleed met knoopjes van boven tot beneden
♢ de misdienaar moest zijn toga nog dichtknopen

Zelfstandig naamwoord: to-ga
de toga
de toga's

Synoniemen
toog

< >