Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

thuiskomen

betekenis & definitie

thuiskomen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: thuis-ko-men

1. in je huis komen
Jack is gisteravond laat thuisgekomen
1. hij is lelijk thuisgekomen
[heeft het niet erg getroffen]
2. daar ben ik van thuisgekomen (teruggekomen)
[dat doe ik niet meer]
3. van een koude kermis thuiskomen
[ergens slecht vanaf komen]

Onregelmatig werkwoord: thuis-ko-men
ik kom thuis (... ik thuiskom)
jij/u komt thuis (... jij thuiskomt)
hij/zij komt thuis (... hij thuiskomt)
wij/zij/jullie komen thuis (... wij thuiskomen)
ik/jij/u/hij/zij kwam thuis (... ik thuiskwam)
wij/zij/jullie kwamen thuis (... wij thuiskwamen)
hij is thuisgekomen
de/het/een thuisgekomen ....

< >