subject - zelfstandig naamwoord
uitspraak: sub-ject
1. deel van de zin dat aangeeft wie de handeling uitvoert
♢ het subject in 'de poes krabt' is 'de poes'.
1. onbepaald subject
[niet duidelijk is om wie of wat het precies gaat (er zat een vogel op het dak)]
2. bepaald subject
[duidelijk is om wie of wat het precies gaat (de kanarie is weggevlogen)]
Zelfstandig naamwoord: sub-ject
het subject
de subjecten
Tegenstellingen
object
Gepubliceerd op 14-11-2017
subject
betekenis & definitie