stuurwiel - zelfstandig naamwoord
uitspraak: stuur-wiel
1. rad met spaken waarmee je een schip bestuurt
♢ het stuurwiel van een boot is verbonden met het roer onder de boot
2. ronde ring waarmee je een auto bestuurt
♢ Gert-Jan bestuurde de auto met één hand aan het stuurwiel
Zelfstandig naamwoord: stuur-wiel
het stuurwiel
de stuurwielen
Gepubliceerd op 14-11-2017
stuurwiel
betekenis & definitie