snaar - zelfstandig naamwoord
1. draad van darm, metaal of plastic waarmee je tonen kunt maken
♢ er was een snaar van zijn gitaar gebroken
1. een gevoelige snaar raken
[over een pijnlijk onderwerp beginnen]
2. alle snaren zijn gespannen
[alles is voorbereid]
3. alles op haren en snaren zetten
[alles doen om je doel te bereiken]
Zelfstandig naamwoord: snaar
de snaar
de snaren
het snaartje
Gepubliceerd op 14-11-2017
snaar
betekenis & definitie