slingeren

betekenis & definitie

slingeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: slin-ge-ren

1. hangend heen en weer zwaaien
♢ de aap slingerde van de ene tak naar de andere
2. niet langs een rechte lijn lopen of rijden
♢ hij had gedronken en slingerde over de weg
3. slordig op verschillende plekken neergegooid zijn
♢ hij liet zijn spullen overal slingeren
4. met een krachtige zwaai in een bepaalde richting gooien
♢ hij slingerde de autoband in het water

Regelmatig werkwoord: slin-ge-ren
ik slinger
jij/u slingert
hij/zij slingert
wij/zij/jullie slingeren
ik/jij/u/hij/zij slingerde
wij/zij/jullie slingerden
hij heeft geslingerd
de/het/een geslingerde ....
slingerend, slingerende