situeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: si-tu-e-ren
1. vaststellen op welke plaats of in welke tijd iets thuishoort
♢ deze gebeurtenissen moet je in de zeventiende eeuw situeren
Regelmatig werkwoord: si-tu-e-ren
ik situeer
jij/u situeert
hij/zij situeert
wij/zij/jullie situeren
ik/jij/u/hij/zij situeerde
wij/zij/jullie situeerden
hij heeft of is gesitueerd
de/het/een gesitueerde ....
situerend, situerende
Gepubliceerd op 14-11-2017
situeren
betekenis & definitie