schik - zelfstandig naamwoord
1. wat je leuk vindt
♢ we hebben altijd erg veel schik samen
1. ermee in je schik zijn
[er blij mee zijn]
Zelfstandig naamwoord: schik
de schik
Synoniemen
aardigheid, fun, gein, lol, lust, plezier, pret
Tegenstellingen
leed, smart, verdriet
Gepubliceerd op 14-11-2017
schik
betekenis & definitie