schermen - regelmatig werkwoord
uitspraak: scher-men
1. sport waarmee je met een degen of sabel je tegenstander probeert te overwinnen
♢ hij zit tegenwoordig op schermen
1. achter de schermen blijven
[niet op de voorgrond treden, onopvallend je werk doen]
2. vlak waarop beelden worden vertoond
♢ de film werd vertoond op een prachtig groot scherm
Regelmatig werkwoord: scher-men
ik scherm
jij/u schermt
hij/zij schermt
wij/zij/jullie schermen
ik/jij/u/hij/zij schermde
wij/zij/jullie schermden
hij heeft geschermd
schermend, schermende
Gepubliceerd op 14-11-2017
schermen
betekenis & definitie