rondrijden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: rond-rij-den
1. zonder een bepaald doel in verschillende richtingen rijden
♢ zullen we een stukje gaan rondrijden?
2. rijdend een aantal plaatsen of klanten langsgaan
♢ deze groenteboer rijdt het hele dorp rond met zijn wagen
Onregelmatig werkwoord: rond-rij-den
ik rijd rond (... ik rondrijd)
jij/u rijdt rond (... jij rondrijdt)
hij/zij rijdt rond (... hij rondrijdt)
wij/zij/jullie rijden rond (... wij rondrijden)
ik/jij/u/hij/zij reed rond (... ik rondreed)
wij/zij/jullie reden rond (... wij rondreden)
hij heeft rondgereden
Synoniemen
toeren
Gepubliceerd op 14-11-2017
rondrijden
betekenis & definitie