rijgen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: rij-gen
1. er een draad doorheen halen
♢ Regina rijgt kralen aan een ketting
2. losjes vastnaaien
♢ mevrouw Van den Bosch rijgt het embleem op de jas
Onregelmatig werkwoord: rij-gen
ik rijg
jij/u rijgt
hij/zij rijgt
wij/zij/jullie rijgen
ik/jij/u/hij/zij reeg
wij/zij/jullie regen
hij heeft geregen
de/het/een geregen ....
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk