rijgen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: rij-gen
1. er een draad doorheen halen
♢ Regina rijgt kralen aan een ketting
2. losjes vastnaaien
♢ mevrouw Van den Bosch rijgt het embleem op de jas
Onregelmatig werkwoord: rij-gen
ik rijg
jij/u rijgt
hij/zij rijgt
wij/zij/jullie rijgen
ik/jij/u/hij/zij reeg
wij/zij/jullie regen
hij heeft geregen
de/het/een geregen ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
rijgen
betekenis & definitie