regeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: re-ge-ren
1. er het hoogste gezag hebben en het besturen
♢ de regering regeert over het land
Regelmatig werkwoord: re-ge-ren
ik regeer
jij/u regeert
hij/zij regeert
wij/zij/jullie regeren
ik/jij/u/hij/zij regeerde
wij/zij/jullie regeerden
hij heeft geregeerd
de/het/een geregeerde ....
regerend, regerende
Gepubliceerd op 14-11-2017
regeren
betekenis & definitie