puzzelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: puz-ze-len
1. voor je plezier opgaven maken of oplossen of stukjes samenvoegen
♢ zijn hobby is puzzelen
Regelmatig werkwoord: puz-ze-len
ik puzzel
jij/u puzzelt
hij/zij puzzelt
wij/zij/jullie puzzelen
ik/jij/u/hij/zij puzzelde
wij/zij/jullie puzzelden
hij heeft gepuzzeld
puzzelend, puzzelende
Gepubliceerd op 14-11-2017
puzzelen
betekenis & definitie