puberen - regelmatig werkwoord
uitspraak: pu-be-ren
1. gedrag vertonen dat past bij de puberteit
♢ onze dertienjarige dochter is al behoorlijk aan het puberen
Regelmatig werkwoord: pu-be-ren
ik puber
jij/u pubert
hij/zij pubert
wij/zij/jullie puberen
ik/jij/u/hij/zij puberde
wij/zij/jullie puberden
hij heeft gepuberd
puberend, puberende
Gepubliceerd op 14-11-2017
puberen
betekenis & definitie