propageren - regelmatig werkwoord
uitspraak: pro-pa-ge-ren
1. zeggen dat iets of iemand goed is
♢ de huisarts propageert het gebruik van Becel
Regelmatig werkwoord: pro-pa-ge-ren
ik propageer
jij/u propageert
hij/zij propageert
wij/zij/jullie propageren
ik/jij/u/hij/zij propageerde
wij/zij/jullie propageerden
hij heeft gepropageerd
de/het/een gepropageerde ....
propagerend, propagerende
Synoniemen
aanbevelen, aanprijzen, aanraden
Tegenstellingen
afkraken, kraken
Gepubliceerd op 14-11-2017
propageren
betekenis & definitie