programmeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: pro-gram-me-ren
1. er een programma voor maken
♢ de avond was zo geprogrammeerd dat er pas op het laatst gedanst kon worden
2. er een toepassing voor maken en die laten werken
♢ deze zoekmachine is slim geprogrammeerd
Regelmatig werkwoord: pro-gram-me-ren
ik programmeer
jij/u programmeert
hij/zij programmeert
wij/zij/jullie programmeren
ik/jij/u/hij/zij programmeerde
wij/zij/jullie programmeerden
hij heeft geprogrammeerd
de/het/een geprogrammeerde ....
programmerend, programmerende
Gepubliceerd op 14-11-2017
programmeren
betekenis & definitie