pingelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: pin-ge-len
1. proberen iets voor een lagere prijs te krijgen
♢ na enig pingelen kreeg ik de sjaal voor de helft van de prijs
2. geluid van de motor bij rijden in een te lage versnelling
♢ we hoorden allemaal de motor pingelen
3. met de voeten de bal vooruit drijven en tegenstanders passeren
♢ Pim is bij het pingelen door niemand tegen te houden
Regelmatig werkwoord: pin-ge-len
ik pingel
jij/u pingelt
hij/zij pingelt
wij/zij/jullie pingelen
ik/jij/u/hij/zij pingelde
wij/zij/jullie pingelden
hij heeft gepingeld
pingelend, pingelende
Synoniemen
afdingen, dribbelen
Gepubliceerd op 14-11-2017
pingelen
betekenis & definitie