pingelen
1) (1915) (voetb.) de bal te lang houden en te veel tegenstanders willen passeren. Een speler die dit doet is een pingelaar* of pingeldoos*. • Hè, hè, wat pingelden ze bij A.F.C.! Kijk, weer 'n prachtkans naar de maan! (J.B. Schuil, De A.F.C.-ers. 1915) • De kale meneer riep bemoedigende woorden in mijn richting en een jong...