overstappen - regelmatig werkwoord
uitspraak: o-ver-stap-pen
1. uit het ene vervoermiddel gaan en in het andere
♢ als Nino met de trein naar Amsterdam gaat, moet hij in Utrecht overstappen
2. erover gaan praten
♢ Jasperina stapte plotseling over op een ander onderwerp
Regelmatig werkwoord: o-ver-stap-pen
ik stap over (... ik overstap)
jij/u stapt over (... jij overstapt)
hij/zij stapt over (... hij overstapt)
wij/zij/jullie stappen over (... wij overstappen)
ik/jij/u/hij/zij stapte over (... ik overstapte)
wij/zij/jullie stapten over (... wij overstapten)
hij is overgestapt
de/het/een overgestapte ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
overstappen
betekenis & definitie