opvrolijken - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-vro-lij-ken
1. weer fleurig worden of maken
♢ het bloemetjesbehang heeft de kamer opgevrolijkt
2. weer vrolijk worden of maken
♢ onze sombere buurman is weer een beetje opgevrolijkt
Regelmatig werkwoord: op-vro-lij-ken
ik vrolijk op (... ik opvrolijk)
jij/u vrolijkt op (... jij opvrolijkt)
hij/zij vrolijkt op (... hij opvrolijkt)
wij/zij/jullie vrolijken op (... wij opvrolijken)
ik/jij/u/hij/zij vrolijkte op (... ik opvrolijkte)
wij/zij/jullie vrolijkten op (... wij opvrolijkten)
hij heeft opgevrolijkt
de/het/een opgevrolijkte ....
Synoniemen
opfleuren
Gepubliceerd op 14-11-2017
opvrolijken
betekenis & definitie