opvoeden - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-voe-den
1. iemand verzorgen opdat hij groot wordt
♢ mijn moeder heeft elf kinderen opgevoed
2. ervoor zorgen dat iemand zich zedelijk en geestelijk goed ontwikkelt
♢ dat meisje heeft geen manieren, ze is slecht opgevoed
Regelmatig werkwoord: op-voe-den
ik voed op (... ik opvoed)
jij/u voedt op (... jij opvoedt)
hij/zij voedt op (... hij opvoedt)
wij/zij/jullie voeden op (... wij opvoeden)
ik/jij/u/hij/zij voedde op (... ik opvoedde)
wij/zij/jullie voedden op (... wij opvoedden)
hij heeft opgevoed
de/het/een opgevoede ....
opvoedend, opvoedende
Gepubliceerd op 14-11-2017
opvoeden
betekenis & definitie