opsporen - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-spo-ren
1. iets of iemand zoeken en vinden
♢ de politie heeft de dief opgespoord
Regelmatig werkwoord: op-spo-ren
ik spoor op (... ik opspoor)
jij/u spoort op (... jij opspoort)
hij/zij spoort op (... hij opspoort)
wij/zij/jullie sporen op (... wij opsporen)
ik/jij/u/hij/zij spoorde op (... ik opspoorde)
wij/zij/jullie spoorden op (... wij opspoorden)
hij heeft opgespoord
de/het/een opgespoorde ....
Synoniemen
achterhalen, detecteren
Gepubliceerd op 14-11-2017
opsporen
betekenis & definitie