opengaan - onregelmatig werkwoord
uitspraak: o-pen-gaan
1. naar buiten spreiden
♢ de bloem gaat langzaam open
1. zijn hart ging open
[sprong op van blijdschap]
2. eindelijk gaan hem de ogen open
[ziet hij de waarheid]
2. opengedaan worden
♢ de deur ging open en we konden naar binnen
Onregelmatig werkwoord: o-pen-gaan
ik ga open (... ik openga)
jij/u gaat open (... jij opengaat)
hij/zij gaat open (... hij opengaat)
wij/zij/jullie gaan open (... wij opengaan)
ik/jij/u/hij/zij ging open (... ik openging)
wij/zij/jullie gingen open (... wij opengingen)
hij is opengegaan
Synoniemen
ontvouwen
Tegenstellingen
dichtgaan, opvouwen, vouwen
Gepubliceerd op 14-11-2017
opengaan
betekenis & definitie