ontsluiten - onregelmatig werkwoord
uitspraak: ont'slui-ten
1. zorgen dat je erin of erbij kunt
♢ wilt u de poort even ontsluiten
1. je hart voor iemand ontsluiten
[blootleggen]
Onregelmatig werkwoord: ont'slui-ten
ik ontsluit
jij/u ontsluit
hij/zij ontsluit
wij/zij/jullie ontsluiten
ik/jij/u/hij/zij ontsloot
wij/zij/jullie ontsloten
hij heeft ontsloten
de/het/een ontsloten ....
Synoniemen
aanboren, opendoen, openen, openmaken, openstellen
Tegenstellingen
dichtdoen, sluiten, toedoen
Gepubliceerd op 14-11-2017
ontsluiten
betekenis & definitie