OM - afkorting, bijwoord, voorzetsel, voegwoord
1. Openbaar Ministerie
♢ het OM gaat de oplichter nu toch vervolgen
1. rond iets
♢ hij doet een ketting om
2. langer dan gebruikelijk of nodig
♢ we reden een heel eind om
3. verstreken, achter de rug
♢ het duurde lang voor het kwartier om was
4. een andere kant op
♢ hij gooit het stuur om
5. op het tijdstip van
♢ ik kom om acht uur
6. vanwege
♢ hij staat bekend om zijn grappen
7. met het doel
♢ ik doe dit om jou te helpen
Afkorting: OM
Algemene uitdrukkingen:
1. om de beurt
[eerst de een dan de ander]
2. ze lopen om het hardst
[ze houden een wedstrijd]
3. hij heeft 'm om
[hij is dronken]
4. om het uur
[het ene uur wel, het andere niet]
5. om en nabij acht uur
[ongeveer om acht uur]
Bijwoord: om
Voorzetsel: om
Voegwoord: om
Synoniemen
teneinde, voorbij
Gepubliceerd op 30-11-2017
OM
betekenis & definitie