minst - bijvoeglijk naamwoord
1. het kleinste aantal
♢ik heb weinig boeken, Theo heeft er minder, maar Jan het minst
1. er waren ten minste 100 mensen
[zeker niet minder]
2. hij is op zijn minst veertig jaar
[zeker niet jonger]
3. daar had ik niet in het minst op gerekend
[helemaal niet]
4. bij het minste of geringste wordt hij kwaad
[er hoeft maar weinig te gebeuren]
Bijvoeglijk naamwoord: minst
de/het minste ...
Tegenstellingen
meest
Gepubliceerd op 31-10-2017
minst
betekenis & definitie