metselen - regelmatig werkwoord
uitspraak: met-se-len
1. bouwen door stenen met specie ertussen op elkaar te stapelen
♢Roald metselt in één dag een hele muur
Regelmatig werkwoord: met-se-len
ik metsel
jij/u metselt
hij/zij metselt
wij/zij/jullie metselen
ik/jij/u/hij/zij metselde
wij/zij/jullie metselden
hij heeft gemetseld
de/het/een gemetselde ....
metselend, metselende
Gepubliceerd op 31-10-2017
metselen
betekenis & definitie