Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 31-10-2017

meester

betekenis & definitie

meester - zelfstandig naamwoord
uitspraak: mees-ter

1. wie de leiding heeft
♢de meester had de leiding in de glasblazerij
1. beter kleine meester dan grote knecht
[je kunt beter voor jezelf werken en vrij zijn]
2. je ergens meester van maken
[het beheersen]
3. het oog van de meester maakt het paard vet
[als de baas toekijkt, gaat alles beter]
2. leerkracht of leraar
♢hebben jullie een juffrouw of een meester op school?
3. wie iets heel goed kan
♢hij is een meester in het liegen
1. de Hollandse meesters
[Nederlandse kunstschilders zoals Rembrandt]
4. wie een rechtenstudie voltooid heeft
♢mijn broer is meester in de rechten

Algemene uitdrukkingen:
1. je er meester van maken
[ervoor zorgen dat je het in je bezit krijgt]

Zelfstandig naamwoord: mees-ter
de meester
de meesters
het meestertje

Synoniemen
baas, chef